maandag 30 juni 2003

10, 9, 8, 7, ....
Mijn plantjes zijn al weg, mijn te klasseren documenten hebben hun plekje gekregen, de afwezigheidsassistent op Outlook is ingesteld, de prullenbak geleegd, mijn schoudertas gevuld. In mijn agenda blinken geen vergaderingen of afspraken meer, ... . Ik heb de ramen goed afgesloten, mijn laatste werkjes opgeknapt. En nu tel ik de laatste minuten af, want nog een half uur en ik ben officieel in vakantie tot en met 5 augustus. Je zou voor minder je pesthumeur kwijtraken.
Heel even
Knijp je ogen toe, sla de volgende regels snel over ....
- het regent
- we gaan dit jaar niet op reis
- het regent
- ik heb thuis nog heel wat werk voor de boeg
- het regent
- morgen begint mijn verlof, maar ze voorspellen al voor de rest van de week slecht weer
- het regent
- automobilisten rijden je van het fietspad
- het regent
- mijn fiets is toe aan palliatieve zorgen
- het regent
- mijn arm doet pijn
- ik heb een pesthumeur

Zo .... dat is er uit. Doe maar je ogen weer open.

zondag 29 juni 2003

Acrobaat
Ze balanceerde op haar eenwielertje. Ze was bang. Dat zag je zo, Haar mond opengesperd en grote ogen. Angstvallig gefixeerd op de gouden bal in haar hand. Het trucje moest lukken. Voorzichtig mikte ze hem omhoog en ving hem weer op. Er klonk applaus. Wat zelfzekerder gooide ze de bal nu met een mooie boog van de ene hand in de andere. Nog meer applaus.
Uit haar ooghoeken zag ze het slappe koord. Vanboven af kreeg ze een stokje om haar evenwicht te bewaren. Voorzichtig fietste ze de plank op en waagde zich op het koord. Feilloos bereikte ze de overkant. Het publiek juichte. Ze fietste de plank af, maakte een buiging en viel toen als een lappenpop ineen. De poppenspeler hing haar netjes terug aan haar haakje.

vrijdag 27 juni 2003

Flodder
We zaten op een terrasje, genoten van de zon en van de rust. Ik schudde de werkdag van mijn af naarmate het gesprek verder kabbelde. Zie je het voor je? Ja, zit je in gedachten lekker uitgestrekt, genietend van de laatste zonnestraaltjes? Voel je ook opeens onraad als je een bulderende lach hoort.
Ik wel, want die bulderende lach in de deuropening kon niet veel goeds beloven. Een zware, rollende lach die toebehoorde aan één van de vier schonkige vrouwen die het terras opschommelden. Gevolgd door vier mannen. Familie Flodder, zo uit de film weggelopen. De vrouwen in korte shortjes en blote buikentopjes geperst; de mannen met geblondeerd haar, ruim voorzien van de nodige tatoeages en oorringetjes. Tafels werden bijeengeschoven, Irish Coffees werden besteld en de volumeknop van hun gesprek werd kwistig opengedraaid. Weg rust. We werden deelgenoot van de geneugten van de zwangerschap van blote buikentopje nummer één. (Opgeblazen gevoel, zware benen, misselijk zijn, .... weet u wel). We hoorden het fijne relaas van de bevaling van buikentopje nummer twee (scheuren, bloedingen, 23 uur, ..... en meer van dat leuks). We kregen de prangende vraag van man nummer één of hij nog een tatoeage op zijn schouder zou laten zetten op ons bord geschoven.
Ik heb veel bijgeleerd. Zo weet ik nu dat een snor blonderen een pijnlijke zaak kan zijn. Dat vier jaar ononderbroken zwanger zijn geen pretje is en dat de hoeveel Irisch Coffees recht evenredig gelijk is met het volume van het gesprek aan die tafel, maar omgekeerd evenredig met de eetlust van de tafel ernaast.

Ik hou wel van de familie Flodder, maar dan in de film, niet terwijl ik probeer mijn eten weg te werken.

donderdag 26 juni 2003

Verlanglijstje
- een rustig plekje bij een meer, in het park, ...
- een goed boek
- een beetje zon
- een zuchtje wind
- leuk gezelschap
- leuke gesprekken
- een volle picknickmand

Er mag een papiertje rond, maar dat moet niet.

dinsdag 24 juni 2003

Plaatje
Ze liepen hand in hand over de markt. Hij in een zwarte smoking, zij in een eenvoudige witte jurk. Hij was onwennig en friemelde voordurend. Zij leek te zweven. Haar jurk ruiste om haar voeten bij elke stap. Haar krullen dansten op haar schouders. Ik zat op een trapje mijn broodje op te knabbelen. Ze wandelde tot vlak voor me. Hij ging zitten, trok haar op zijn knieën.
"Stop", klonk het opeens. Vanachter een statief kwam een struise man aangelopen.
"Dat was heel mooi. Klasse! Het wordt een prachtige huwelijksreportage, maar probeer om elkaar verliefd in de ogen te kijken. Praat wat met elkaar. Een kusje is ook niet mis. Misschien een kleine knuffel, ..."
Hij ratelde en gaf instructies. Ik volgde geboeid.
"En jij", ging hij in één adem verder, terwijl hij zich naar mij draaide.
"Zou jij iets verder willen gaan zitten, uit het beeld?"

maandag 23 juni 2003

De pot verwijt de ketel ...
Ik ben niet te beroerd om toe te geven dat ik zelf wat onhandig ben, soms zelfs ronduit een kluns. Maar als de pot de ketel verwijt, dan wrijf ik ook even in mijn handjes.

Twee jaar geleden mocht manlief mij met enkele gaatjes in mijn voet naar de spoedgevallen rijden. Die daar eigenlijk zaten door zijn schuld.
Ik stond op de ladder om de bruidssluier kort te wieken terwijl manlief, toen nog vriendje, bloembollen aan het planten was. Niet geheel op de plaats waar ik ze wilde. Ik had al verschillende keren aanwijzingen geschreeuwd die hij echter niet verstond. Een accute aanval van doofheid, of ik stond te hoog. Dus sprong ik van de ladder recht ....
(gevoelige zieltjes slaan best de rest van deze alinea over)
... in de tuinklauw, die netjes met zijn scherpe puntjes omhoog lag. Die drongen door mijn schoen in mijn voetzool. Van schrik liet ik me op mijn knieën vallen en keek naar mijn voet. Die stak omhoog met de tuinklauw eraan gespietst. Terwijl ik de buurt bij elkaar schreeuwde keek manlief op van zijn bollen-plant karweitje. Zich helemaal van niets bewust. "Wat ben jij daar aan het doen?", vroeg hij verbaasd. Ik sloeg wild met mijn voet in het rond, om die tuinklauw weg te krijgen, maar die bleef netjes zitten waar ie zat. Ondertussen was de schuldige - want hij had die tuinklauw naast de ladder gelegd, netjes met zijn scherpe puntjes omhoog - zich bewust van de situatie en trok hij de indringer uit mijn voet. Vanaf dat moment is het voor mij een beetje wazig. Ik herinner me nog een dolle rit naar de spoedgevallen, een tetanusprik en een heel erg pijnlijke ontsmetting. Sindsdien ben ik trotste bezitter van een litteken in de vorm van drie puntjes in mijn rechtervoetzool.

Werken in de tuin is nooit meer hetzelfde geworden. De tuinklauw wordt angstvallig uit mijn buurt weggehouden. Ik mag niet meer op ladders of in bomen. Ik krijg een schepje in mijn handen en de vrij veilige taak van verpotten toevertrouwd. En telkens, telkens valt tijdens een namiddagje tuinieren het grapje; "Liggen je papieren en de autosleutels klaar, voor het geval dat ...?"

Zo ook gisteren, terwijl ik me in mijn vuile kleren hees riep manlief me toe: "Ik heb geen zin om vandaag naar de spoedgevallen te rijden." Ik trok een gezicht en begon de plantjes te verpotten. Manlief nam de stoere mannetaken voor zijn rekening. Kruiwagens zand aanrijden om de grote bloembak te vullen, een nest rode mieren verwijderen, een stukje grond omspitten. Ik hobbelde hem overal achterna met mijn klein schepje en de plantjes. Van een plantje moest de bodem van de plastieken pot uitgesneden worden. Met een stanleymes begon hij aan de taak. Niet in het geheel voorzichtig, zelfs bruut. Dus was ik ook niet verwonderd toen hij opeens te ver uithaalde en zijn eigen duim opensneed. De stoere man veranderde op slag in een kleine jongen. Geschrokken en lijkbleek keek hij naar zijn duim waar het bloed uitgutste. Hij liet zich meeslepen naar de badkamer. Liet de wonde ontsmetten, een stevig verband aanbrengen. Hij liet zich alles welgevallen tot het moment dat ik zijn papieren en de autosleutels bijeenzocht.
"Waar ga je heen?", vroeg hij opnieuw een beetje bibberend.
"We gaan met jou naar het ziekenhuis. Om die wonde te laten hechten en een tetanusprik."
"Het is al beter, het is gestopt met bloeden.", zei hij terwijl hij recht veerde en naar boven vluchtte.
"Neen, het is een diepe wonde. Laat daar een dokter naar kijken", riep ik hem nog na.

Uiteindelijk zijn we niet naar de spoedgevallen gereden, want hij had al gezegd dat hij daar geen zin in had.
Trieliediedie
"Lalala trieliedidie, lala trieliedie ....", zong ik deze morgen onder de douche. Het water bubbelde op mijn lippen. Ik neuriëde uit volle borst, zong verzin-liedjes en humde welgezind tot manlief met een verbaasde blik de badkamer binnenkwam. Want ik zing niet onder de douche, nooit of te nimmer. Ik bleef hummen en lalala-en en wees ondertussen naar de radio. "Uit, uit, uit", zong ik. Manlief zette de radio uit en keek me lachend aan. "Je wilt het echt niet weten hé?". Ik schudde mijn hoofd. Neen ik wil het niet weten.
Dus als hij en zijn maatje 's morgens op de radio aan luisteraars vragen om te bellen en wat meer te vertellen over "Harry Potter nummer vijf" dan wil ik het niet horen. En daar zijn alle middelen goed voor. Zelfs zingen onder de douche.

zaterdag 21 juni 2003

Wie weet ...
Schrijven is mijn ding. Altijd al geweest. "Ik ga een verhaaltjesmaker worden", verkondigde ik in het tweede leerjaar. Verpleegster, juffrouw of brandweerman, dat was niet voor mij. Gaf mij maar een potlood en een blad papier. Daar had ik genoeg aan.
Ik heb steeds geschreven. Opstellen heel de lagere school door. Dagboeken vol tijdens het middelbaar. En in de hogeschool koos ik een richting die op mijn lijf geschreven was. Pers en communicatie. Ik leerde persberichten opstellen, achtergrondartikels schrijven, interviews afnemen. En op de een of andere manier heb ik werk gevonden waar ik ook mocht schrijven, veel zelfs. Geen verhaaltjes, maar artikels, interviews, verslagen.
En toch blijven die verhaaltjes door mijn hoofd dwarrelen. Niets groots of ingewikkelds, geen romans, maar kinderverhaaltjes. Sprookjes, dat ligt meer in de lijn van wie ik ben. Een klein meisje vanbinnen, niet eens zo diep. Maar ik hou wel van ze, die kleine vertelsteltjes.
Ik schrijf ze voor niemand in het bijzonder, voor mezelf, voor wie ze wil lezen. Maar het wordt tijd dat ik daar eens verandering in breng. Enkele van hen gaan binnenkort op reis. Duimen jullie mee?

donderdag 19 juni 2003

...
"Whoooooohhhhh", klinkt het. Zachtjes, klagend. Bijna onhoorbaar. Overdag let ik er niet echt op, maar 's nachts schrik ik er wakker van. Een zachte klagende zucht. Er gaat iets weemoedigs van uit.
De wind, of misschien een deur die kraakt bij de buren. Katten, misschien een piepend scharnier. Manlief toont zich creatief in het bedenken van oplossingen voor het raadsel. Maar ik weet wat het is. Sinds onze buurvrouw me toevertrouwde dat ons huis het oudste van de straat is. Het moet gebouwd zijn begin vorige eeuw. Het past niet echt in de rij. Steekt er een beetje bovenuit. En ik weet het. Ik ken mijn klassiekers. Het is een een spook, een verschijning of een goede degelijke huis-tuin en keukengeest. Of heb ik nu weer teveel fantasie?
Verstoppertje
Ik loer onder het bed, trek de kasten open, onderzoek de zolder, kijk nog eens onder bed, maar ik vind het niet en dat knaagt aan me. Het gevoel iets kwijt te zijn. Niet echt kwijt, maar verloren. Het zwerft ergens rond in huis, zonder dat ik weet waar.
Ik ben een pull en een schoudertas kwijt. Verloren. Ik heb ze niet nodig. Het is te warm voor een pull en ik heb nog een lade vol tassen en rugzakken. Maar ik wil ze terug. Ik wil weten waar ze zich verstoppen.

In gedachten zie ik ze achter deuren wegsluipen, vlug van kamer veranderen als ik even de trap oploop. Voorzichtig in de lade springen die ik juist gecontroleerd heb. Ik zie ze de handen in elkaar slaan. Of beter een high five met mouw en draagriem. Ze grinniken als ik voorbij stuif, koortsachtig nadenkend waar ik nog zou kunnen zoeken.
Het is bijna 8 uur en ik moet naar mijn werk vertrekken. “Oké, ik geef het op!”, grom ik. Ik trek de lade open om mijn sleutels te pakken en sla de deur achter me toe. Wedden dat ze nu uit hun schuilplaats te voorschijn komen, zich languit op het bed laten vallen en genieten van hun overwinning?

woensdag 18 juni 2003

Spaar iets, ...
Ik probeer over de hoop papier te kijken. Hij is hoog. Dertig centimeter hoog om precies te zijn en ik word er moedeloos van. Een pak papier van dertig centimeter hoog dat moet gearchiveerd worden. Ik heb er geen idee van hoeveel documenten dat zijn. De laatste keer dat ik mijn archief onder handen nam struinde Sinterklaas door de straten. Een heel eind geleden dus. Achter me staat een grote kast, met veel legplanken en hangmappen. Slechts enkele hebben effectief een labeltje en nog minder hebben een goed geordende vulling.
Ik zie het nut er niet van in. Waarom moet ik documenten, emails, artikels sparen. Twee keer in een jaar doe ik een poging om alles te ordenen, rangschikken en weg te bergen. Telkens ben ik verschrikkelijk trots op mezelf als ik de klus opnieuw geklaard heb. Maar telkens stel ik ook vast dat ik de informatie die zo netjes in mijn mappen gerangschikt zit, nooit meer raadpleeg. Het zit in mijn hoofd. Ik weet wat er gezegd is, afgesproken was of wat er in dat krantenartikel stond.
Archiveren is mijn ding niet. Mijn vorm van archiveren is een document opnemen en ofwel in de vuilnisbak keilen ofwel op een ander hoopje leggen. En dat hoopje ligt nu voor me. Dertig centimeter hoog. De vuilnisbak lonkt. Zou ik .... ?
Onzichtbaar
Een zucht is onzichtbaar
net als de wind
de nacht is onzichtbaar
als de dag begint
onzichtbaar zijn de dingen
die ik kwijt ben
die ik nooit meer vind
maar
met mijn ogen dicht
zie ik alles
wat mijn hoofd verzint

(uit: Jij bent de liefste, Hans & Monique Hagen)

dinsdag 17 juni 2003

GSM-kronkels

Op de voicemail:

"Hoi meid, gewoon om te zeggen dat alles in orde is voor de shoot morgen. De fotograaf verwacht je om 10u."
Shoot? Fotograaf? Ikke?

Berichtje:

Je lenzen zijn binnen, je kan ze in Knokke komen afhalen. Patrick
Ik heb geen nieuwe lenzen besteld, zeker niet in Knokke en ik ken geen Patrick.

Telefoontje:

vreemde stem:Hoi!
ik: Hallo?
vreemde stem: Hoe is het?
ik:Met wie spreek ik?
vreemde stem: Met Nico.Is Nele daar?
ik:Je spreekt met Kim
vreemde stem: Is Nele daar niet?
ik: Ik ken geen Nele. Je hebt waarschijnlijk een verkeerd nummer gebeld.
vreemde stem: Is Nele daar echt niet?


Misschien moet ik mijn nummer veranderen.
Pepertje
Met dezelfde flair als de originele Jamie Olivier draai ik het avondeten in elkaar. Een zakje uit aluminiumfolie, noedels, kip, uitjes, wat sojaolie, een beetje sesamolie en pepertjes. Veel pepertjes, want pikant is lekker. Ik steek de twee pakketjes in de oven en ruim ondertussen de keuken op. Een lekkere geur drijft de keuken binnen. Poes Wiebe ruikt het ook en springt op het aanrecht. Ze strijkt langs me heen, in de hoop nog een stukje kip te bemachtigen. Haar staart strijkt langs mijn oog en een haartje blijft hangen onder mijn wenkbrauw. Ik pluk het weg en opeens, zomaar heb ik het gevoel dat mijn oog in brand staat. Alsof iemand een beetje met een gloeiende pook aan het plagen is. "Doet dat pijn? Ja? En dat? En als ik hier druk? Hihi, dat voelt niet leuk, hé?"
Mijn ogen beginnen te tranen, ik trappel van frustratie en probeer ondertussen mijn lens te pakken te krijgen. Per ongeluk raak ik mijn ander oog ook aan. Spontaan slaat ook daar de brand uit. Als een blinde mol strompel ik door de keuken. Op zoek naar de kraan, naar water. Ik plens handenvol koud water tegen mijn ogen. Het verfrist, maar als ik stop voel ik het weer prikken. Ik blijf plenzen tot het belletje van de oven tingelt. Met rode kleine oogjes strompel ik terug naar de keuken. In heet eten heb ik opeens niet zoveel zin meer.
Muf
Zou er ergens een klein obscuur winkeltje bestaan waar ze luchtverfrissers verkopen met de geur "parochiezaal"? Hoe kan het anders dat al die zalen hetzelfde ruiken?

maandag 16 juni 2003

Stoer
Ik ben net de straat uit als mijn pedalen gekke toeren beginnen uithalen. Ik hoor heel wat gerammel en gekraak en opeens voel ik geen weerstand meer als ik trap. De ketting eraf. Hij hangt zielig over het tandwiel, lusteloos en slap. Ik heb geen zin om die fiets op zijn kop te zetten, te prutsen aan tandwielen om over 100 meter weer hetzelfde mee te maken. Daarom maak ik rechtsomkeerd en stal mijn fiets terug in ons poortje. Als alternatief haal ik manlief's fiets uit. Het zadel wordt naar beneden gewrikt en ik zwier mijn rechterbeen over het zadel. Ik voel me stoer. Dit is geen gewone fiets. Dit is een citybike, met een glimmend zilverkleurig kader. Met veel versnellingen die werken. Met een terugtraprem. Ik fiets iedereen voorbij. Ik zoef met een soepele draai rond de andere fietsers. Ga op de trappers staan en voel de wind in mijn haar. Met mijn schoudertas op mijn rug, een leuk liedje in mijn oren. Manlief's fiets is veel leuker dan mijn eigen exemplaar. Mijn fiets heeft drie werkende versnellingen, twee halfplatte banden en een keihard zadel.
Na een halfuur fietsen met de stoere fiets besef ik opeens wel het grote voordeel van mijn eigen tweewielertje. Twee fietszakken waardoor je niet met zware schoudertassen op je rug en zakken aan je stuur moet sukkelen. Want dat staat dan weer helemaal niet stoer.

donderdag 12 juni 2003

Auw!
Wie mooi moet zijn moet pijn lijden. Dat wist ik al. Maar ik heb vandaag ontdekt dat dezelfde regel geldt voor wie een terras wil.
Dikke pil
De riemen van het draagtasje sneden een beetje in mijn vingers. Hij woog door, met zijn bijna 1000 pagina's. En ik? Ik voel me als een kind op de vooravond van Sinterklaas. Ik wil er in duiken. Me begraven in de pagina's. Ik heb al even gespiekt. De openingszin geproefd. "Kijk uit waar u loopt. Let goed op, u zult ogen en oren tekortkomen. De stad waarheen ik u voer is groot en verwarrend, en het is de eerste maal dat u hier bent."

Als u me zoekt, ben ik hier te vinden ergens tussen pagina 1 en 995.

woensdag 11 juni 2003

Bureautje
Rechts van me liggen zes stapels papieren, volgeplakt met kleurige post-itjes. Daartussen een appel, twee doosjes met paperclips en een brievenbakje. Naast het brievenbakje ligt een nietjesmachine, twee notaboekjes en een casettebandje. De telefoon, met daarnaast enkele brievenclips met foto's, niet-vergeten-te-doen-briefjes en nog meer foto's, wat snoepjes en een rijtje cd's en cd-roms. Schuin voor me mijn printer, een tupperware potje, een houten potje, drie wenskaarten en een plantje. Schuin links van me een klokje, twee fotokadertjes, een mok waar ik mijn pennen in verzamel, pritt-roller, post-it-blokjes, nog een notablokje en een dictafoontje. Rechts van me vier teksten die moeten uitgewerkt worden her en der verspreid, een digitaal foto-toestel, twee kladblokken, nog een plantje, drie stapels documenten die wachten op hun plaatsje in de archiefkast en een cd van Manu Chao. Mijn agenda moet hier ook ergens rondzwerven en op mijn stoel ligt mijn Jip & Janneke-brooddoos.

Als ze op mijn werk het clean desk principe gaan doorvoeren, dan heb ik een probleem.
Ontdekking
Baaldagen komen met een all-in-pakketje!

dinsdag 10 juni 2003

She's watching you ...
Als ik mijn belegde boterham bestel voegt ze er zelf "Zonder boter?" aan toe. Ik knik. Mijn glaasje spa staat al op tafel voor ik er om kan vragen en terwijl ze het bord voor mijn neus zet, gluurt ze naar mijn boek. "Is dat boek van de vorige keer al uit?". Ik knabbel rustig verder aan mijn boterham. Vis de stukjes tomaat, wortel en komkommer uit het kleine slaatje dat naast mijn boterham ligt. Als mijn hoofdstuk uit is, liggen er enkel nog drie slablaadjes op mijn bord. Dat lust ik niet . "Jij eet ook niets van sla", lacht ze, terwijl ze naar mijn bord knikt met het eilandje slablaadjes. Op het moment dat ik met een briefje van 10 euro betaal heeft ze het wisselgeld al klaar.
Ik voel me bekeken en bestudeerd.

maandag 9 juni 2003

Mooie dag
Er was teveel zon, vogeltjes, kersen juist van de boom geplukt, poezen die kopjes kwamen geven, snoezelmomenten, lekker eten, te spannende leesverhalen, tevredenheid.... om vandaag te vergeten.

zondag 8 juni 2003

Feestbeest
"Het is mijn verjaardag vandaag", grijnst hij als hij wakker wordt. Hij smeekt om nu al een cadeautje te mogen openen. Hij kijkt met glanzende ogen naar zijn verjaardagstaart. Hij is niet meer weg te slaan van zijn Game Boy, zijn eerste pakje. Hij blijft vragen en gissen naar de andere verrassingen. Hij telt de minuten af tot het bezoek aan de voordeur staat.
Het is zijn verjaardag vandaag. Hij is 26 geworden.

vrijdag 6 juni 2003

Opbiechten
Na lang aandringen en enkele chantagepogingen; mijn blunderverhaal of beter schaamverhaal.

Het was mijn eerste keer, dat kan misschien als verdediging aangevoerd worden. Ik wist nog niet helemaal hoe het moest, hoe ik dat ding in bedwang moest houden. Dat was dan ook de reden dat het allemaal misliep. Volgens mij. Anderen zullen ongetwijfeld zeggen dat ik gewoon onhandig of zelfs lomp ben, maar daar is ondergetekende dan weer helemaal niet mee akkoord.

Het was de eerste keer dat ik met een brommer reed. Ik was zestien reed een toertje naar het warenhuis om enkele boodschappen te doen. Voor ik mocht vertrekken had ik onder het alziend oog van mijn ouders de straat op en neer moeten rijden. Om zeker te zijn dat ik het wel kon. Ik pufte keurig aan de toegelaten snelheid (25 km/u) een rondje en kreeg de zegen om boodschappen te gaan doen. Een rond punt, stoplichten, voetgangers, ... . Geen enkel opstakel was me teveel. Ik omzeilde ze rustig en beheerst. Aan de GB stalde in de tweewieler en ging boodschappen doen. Tot zover geen problemen.

Ik voelde pas de nattigheid toen ik mijn spullen weggeborgen had en mijn brommer opnieuw moest starten. Dat had ik nog nooit gedaan. Zoals een bezorgde vader betaamt had papa de brommer gestart. Ik had er enkel mee gereden. Maar zo moeilijk kon dat toch niet zijn. Ik draaide het contactsleuteltje om en gaf gas. Niets. Oh ja, stom van mij. Ik was vergeten de pekkel omhoog te doen, zodat ie met zijn twee wielen op de grond stond. Ik draaide opnieuw het contactsleuteltje om, trapte op het startpedaal en gaf gas. Veel gas. Te veel gas. De brommer, die in die jaren nog heel kwiek was, kwam brullend tot leven en schoot vooruit. Ik schrok en gaf - vraag me niet waarom - nog meer gas.

De brommer bleek dit vrij leuk te vinden. Hij schoot weg als een pijl uit een boog, met mij nog steeds aan het stuur hangend. Zo ben ik over het voetpad gesleept aan die brommer hangend. Een goede twintig, dertig meter. Ik kon niet lossen, maar omdat ik niet loste gaf ik steeds meer gas en ging de brommer sneller en sneller. En toen zag ik het obstakel op ons af komen. Of beter, ik vlamde richting het opstakel. Ik ging er loodrecht op af. Kon niet meer uitwijken. En toen knalde de brommer er keihard op. De schuifdeuren van het warenhuis. Ik werd wat verder geslingerd en toen ik opkeek zag ik mijn brommer, rechtop tegen de schuifdeur, met daarachter tientallen verbaasde mensen.

donderdag 5 juni 2003

Je maakt mijn dag
"Je hebt mijn dag gemaakt", riep het meisje van de bakkerij hem na. Hij draaide zich om met een grote grijns en twinkelende ogen. Zijn stappen leken iets veerkrachtiger terwijl hij de straat uitliep.
"Je hebt mijn dag gemaakt." Het is een leuke zin om te horen. Als je je uit je bed moest slepen en tegen de dag opziet die voor je staat. Als je er niets boeienders staat te wachten dan enkele vergaderingen en een computer. En dan uit het niets, gewoon door een vriendelijke lach, heb je iemand anders zijn dag gemaakt.

"Ik wil ook iemands dag maken", dacht ik. Ik wil ook blij en vrolijk achter mijn bureau kruipen. En toen ik mijn lachende zelf in de winkelruit zag bedacht ik opeens dat mijn dag al gemaakt was.

woensdag 4 juni 2003

Google
Ben ik eindelijk te vinden via de zoekmachines. Blijkt dat ik als eerste opduik met de woorden "kim +brommer +ongeluk".
Typisch voor mijn onhandige ikje dat je juist met die trefwoorden bij mij terecht komt. Mensen die teveel weten worden nu vriendelijk verzocht hun mond te houden.

dinsdag 3 juni 2003

Soms .....
Janne had zin om ertegenaan te trappen. Een welgemikte schop tegen de waarden en normen. Tegen de stad waar ze in leefde. Tegen de geluiden die haar raam binnen waaiden. Tegen het alledaagse. Tegen de meute waar ze zich elke dag moest doorworstelen. Tegen de beperkingen en de mogelijkheden.
Ze had zin om met haar voet uit te halen. Om alles met een klein boogje door de lucht te zien suizen. Om te zien het uit elkaar spatte in een stil geraas. En dan lag de keuze bij haar. Zich omdraaien en verder gaan of alles zorgvuldig oprapen en opnieuw samen puzzelen.
Bonnetje
De bon knispert in mijn zak. Een boekenbon, met een leuk bedrag op. Leuk genoeg om een goed boek mee te kopen. Zo'n dikke knuffel waar ik heel wat uren in kan slijten. Een verhaal dat me meesleept, waar ik in kan verdwalen. Een boek dat ik niet aan de kant kan leggen. Een boek dat er voor zorgt dat manlief vier keer "Komen eten!" moet roepen onderaan de trap, terwijl ik "dadelijk" mompel en de volgende pagina omdraai. Een boek dat ik meezeul in mijn schoudertas om over de middag toch nog een hoofdstukje mee te pikken. Een verhaal dat in mijn hoofd blijft zitten. Je hebt zeker al zulke boeken gelezen. Verhalen die blijvertjes zijn. Boeken die je met spijt dichtklapt en terug op de boekenplank zet om twee weken later weer van voor af aan te beginnen.
Naar zo'n boek ben ik op zoek. Help je mij even? Welk boek is aan jouw ribben blijven kleven?

maandag 2 juni 2003

Mug
Hij kroop in rondjes op mijn bureau. Zijn ene pootje onder hem geknakt. Af en toe bzz-te hij. Ik kon hem niet doodslaan, het leek me zo wreed. Met mijn potlood duwde ik hem weer recht. Toen ik zachtjes blies vloog hij op. En toen kreeg ik een venijnige steek. Als dankje, waarschijnlijk.
Waterpret
Het terras was al een eindje niet meer om aan te zien. Mos, modder, zwart. Kortom vuil. En gisteren had ik er genoeg van.
"Ik ga het terras vanavond afspuiten."
Manlief keek verbaasd op van het tennisspel van Kim Clijsters. "Je gaat deze avond het terras afspuiten? In deze hitte ga jij op het terras staan braden? Vind je niet een beetje te warm om nu nog te werken?"
"Ik wil het terras afspuiten", lachte ik en kreeg er steeds meer zin in.
"Je doet maar", zuchte hij. "Ik blijf lekker in de zetel zitten."
Een uur later richtte ik de kop van de hogedrukreiniger op de vuile en grauwe voegen. Het water spatte op. Het vuil droop langzaam af. Door een wolk van fijne druppeltjes zag ik manlief zitten op de rand van het terras. Aanwijzingen schreeuwend. "Neen, niet zo. Snel op en neer. Je moet de hele tegel doen. Jaha, zo zal het de hele avond duren."
Dreigend spoot ik vlak voor zijn voeten. "Moet jij niet in de zetel zitten?"
Hij glimlachte schaapachtig. Tegeltje voor tegeltje, voegje voor voegje werkte ik het terras af. En toen de laatste druppels van de tegels gleden keken we blij naar ons nieuw, oud terras. Mosvrij.
Deze morgen bestudeerde ik het resultaat. "Hier is nog een plekje. Die voeg is nog smerig. Dat hoekje ben ik vergeten", wees ik. "Vanavond ga ik er nog eens over."
Manlief kijkt me verbaasd aan. "Ga je vanavond weer met die hogedruk over het terras? Het is toch goed?"
"Neen, zie je al die vuile plekjes niet. Da's toch geen zicht."
Wat ik er niet bij vertel is dat ik het gewoon leuk vind om met mijn voeten in het water te trappelen, terwijl de spetters rond mijn oren vliegen.